ironie schuilt in de moeder
Momenteel lees ik boek zestien van de Ilias voor het vak Griekse literatuur. De les van deze week is gewijd aan narratologie: verteltheorie, daar bespreken we o.a. verteller, focalisatie (vanuit welk standpunt wordt het verhaal waargenomen), tijd, ruimte, structuur, karakters, en dramatische ironie.
Dramatische ironie is het verschil in kennis tussen een personage en de vertellers, waardoor je als lezer meer weet dan het personage. Niets is fijner dan te lezen hoe een personage langzaam maar zeker de schellen van de ogen vallen terwijl je zelf al weet hoe de vork in de steel zit. Een ultiem voorbeeld, niet uit de Ilias maar wel van de oude Grieken is Sophocles’ Oedipus. Het verschaft me een wreed genot te lezen hoe hij er langzaam maar zeker achterkomt dat de misdadiger die hij zoekt, hijzelf is. Dat hij het is die zonder dat hij het wist zijn vader heeft vermoord en zijn eigen moeder heeft gehuwd.
Ik vraag me af op welke manier ik dramatische ironie een rol speelt in mijn verhaal. Misschien kan ik de moeder een opmerking laten maken over hoe A-Z niet in staat zou zijn tot een moord. Dat ze niet uit het juiste hout gesneden is.