goddelijke duisternis
‘Ik zal weldra deze wijde, volmaakt vlakke en onmetelijke woestijn binnengaan waarin het waarlijk vrome hart gelukzalig bezwijkt. Ik zal verzinken in de goddelijke duisternis, in een woordenloze stilte en in een onuitsprekelijke eenheid, en in dit verzinken zal elke gelijkheid en elke ongelijkheid teloorgaan, en in die afgrond zal mijn geest zichzelf verliezen en noch het gelijke, noch het ongelijke, noch iets anders kennen: en alle verschillen zullen vergeten zijn, ik zal in de enkelvoudige bron opgenomen zijn, in de stille woestijn waar nooit verscheidenheid is gezien, in het binnenste waar niemand een eigen plaats heeft. Ik zal verzinken in de zwijgende en verlaten godheid waar werk noch beeld is.
Dit zijn de laatste zinnen van ‘In de naam van de roos’ van Umberto Eco. Een roman over een reeks moorden in een abdij in Middeleeuws Italië. Het is een thriller rond de verdwijning van het tweede deel van Aristoteles’ poetica over de komedie, die is ingebed in levendige beschrijvingen van het tijdperk en de geschiedenis van de kerk. De afwisseling tussen suspense en uitweidingen maakt het een aangenaam boek.
Ik vind dit een mooi citaat omdat het betekenis geeft aan het feit dat alle mensen zullen sterven, dat dat iets is dat ons allen verbindt. Hij geeft daar woorden aan, maakt daar beelden bij zonder het mysterie aan te tasten.