Geschrapt Fragment

Watlabsalon

Anne-Zwaan is als een prinses, maar ze is geen prinses, ze is een gewone vrouw. Je kunt haar tegenkomen in Antwerpen, als je hier een aantal jaar geleden woonde. In 2018 kon je haar tegen het lijf lopen op het Mechelseplein bijvoorbeeld. Ze gaat vaak naar de kleine Delhaize in het straatje naast de Antwerp Management School, Vleminckveld. Haar huid heeft de kleur van caramel en ze heeft synthetisch haar dat overloopt van wit in roze punten zoals dat van een zeemeermin. Ze ziet er altijd piekfijn uit, ze draagt graag capes, hoge hakken, die haar gespierde benen en voluptueuze lichaam accentueren, je kunt haar niet missen. Ze laat haar nagels zo vaak doen dat het niet eenvoudig is met zekerheid te zeggen hoe ze eruitzien: french manicure, gouden sterretjes op een zwarte ondergrond, regenbogen?

Ze is als een prinses omdat ze er zo mooi uitziet natuurlijk. Maar ook vanwege haar ouders, die haar altijd als een prinses hebben behandeld. Ze wonen in de Maarschalk Gérardstraat, naast deStudio. Daar is ze opgegroeid. En die ouders deden niets liever dan haar kleden voor ze samen gingen wandelen, met haar gingen paraderen liever, terwijl ze eruitzag als een pop. Voorbijgangers knepen in haar wangen. Ze had een heel schattig hoog stemmetje en ze zong graag liedjes, zoals in de maneschijn, in de maneschijn, in de maneschijn, klom ik op een trappetje. En ze is eigenlijk altijd zo gebleven. Ze is nog altijd die pop die zich piekfijn aankleedt. Al knijpen voorbijgangers niet meer in haar wangen, en humt ze zachtjes tegen zichzelf in plaats van hardop te zingen.

Ze is verloofd met haar middelbare schoolvriend, Edouard. Na zijn middelbare school is hij regelmatig in het buitenland. Hij heeft gedeeltes van zijn studie in Singapore gedaan en Hong Kong. Hij is actief in de duurzame houtindustrie. Hij is lang en hij heeft ontzettende flaporen, heel charmant. Ze wandelen graag samen langs de Scheldekaai, het is een knap koppel. Zij ging een tijdje naar de modeacademie maar dat is niets geworden. Het is een veeleisende opleiding. Er komen studenten van over de hele wereld, de rivaliteit is groot. Talent alleen is niet voldoende om het te redden. Je moet daar een bepaalde mentaliteit voor hebben die ze simpelweg niet heeft. Daar is ze te lief voor, zegt ze zelf.

Al moet worden toegegeven dat het niet enkel rozengeur en maneschijn is als het aankomt op Anne-Zwaan. Ze kan best van zich afbijten, om het zacht uit te drukken. En als ze van zich laat horen is dat niet zachtjes of voorzichtig dan gaat ze er ook echt voor, dan haalt ze alles uit de kast, dan houdt ze zich niet in. Ze ziet een grens en ze gaat er los over. Dat is ook Anne-Zwaan, al zou je het niet zeggen als je haar ziet glimlachen terwijl ze een zak verse spinazie afrekent in de kleine Delhaize, of wanneer je haar ziet fietsen in een flinterdunne nachtblauwe zomerjurk, in haar rugzak zit een zwart sjaaltje, een bundel touw, een jurk met een madeliefjespatroon, en gaffa tape, ze draagt zwarte plastic handschoenen. De Brit kijkt verrukt naar haar handschoenen als hij haar binnenlaat. Ze heeft een geheime affaire met hem maar de laatste tijd doet hij lastig.

Hij laat zijn vissenogen zijdelings op haar rusten en vraagt of ze gedroomd heeft van rozen. De lucht tussen hen tintelt. Ze verliest geen tijd en laat haar vingers over zijn borst dansen. Dan klimt ze bij hem op schoot. Ze houdt haar gezicht dicht bij het zijne, baby, zweet, tabak. Ze ademt langs zijn oor in zijn nek. Hij trilt als een jong vogeltje. Eerst blinddoekt ze hem met de sjaal. Knoopje voor knoopje opent ze zijn blouse. Ze streelt de huid rond zijn tepels met zwarte plastic vingers, en trekt zachtjes aan zijn rosse borstharen, hij kreunt. Achter de stoelleuning bindt ze zijn polsen aan elkaar met gaffa tape. Als ze klaar is lacht hij alsof hij verrast is dat hij zijn handen niet kan bewegen. Ze slaat hem vlak in het gezicht. Onmiddellijk stopt hij met lachen.

Nadat ze zijn enkels aan de stoelpoten heeft bevestigd, zet ze muziek op, Connan Mockasin, en danst traag rond hem met haar ogen dicht. Ze wiegt heen en weer en houd haar armen in de lucht. Ze ademt diep in en uit, springt in de lucht, rolt over de grond, kronkelt als een waterslang onder de stoel door en bijt in zijn achillespees zodat hij gilt. Dan neemt ze een gewei van zijn muur en gaat in parmantige draf door de kamer, ze burlt, en streelt over zijn borst met de punt van haar gewei, en over zijn buik, die rommelend antwoordt. Met haar duimen strijkt ze over zijn blinddoek, langs de randen van zijn oogkassen. Hij scheurt haar jurk open met zijn tanden. Ze helpt hem met haar handen. Een stuk van de jurk propt ze in zijn mond, dan plakt ze hem af. Hij schokt wat, schudt met zijn hoofd maar verzet zich niet op overtuigende wijze. Ze stelt het tempo van haar ademhaling af op zijn jachtige gesnuif door zijn neus. Kapalabhati pranayama, een louterende ademhalingsoefening. Ze strijkt langs zijn kaken, en de tape, dan knijpt ze zijn keel dicht. Zijn samengebonden vuisten drukken naar achter. Als ze hem net op tijd loslaat zal de lucht door zijn neus binnenstromen, zoeter dan ooit te voren.

Maar ze laat niet los. Ze blijft drukken, ze vertraagt haar ademhaling, ze ademt door de pijn. Ze voelt hoe haar voeten op de grond staan en hoe ze haar hele lijf inzet om haar handen rond zijn nek gesloten te houden. ‘Ik ben sterk,’ prevelt ze, zoals bij Yoga with Adriene. Zijn vuisten veren omhoog en zakken naar beneden in een rare hoek, maar ze laat niet los. En dat is maar goed ook want plotseling probeert hij op te staan. Hij is sterker dan hij eruit ziet. Hij gorgelt. Ze concentreert zich op haar ademhaling, haar centrum en haar grip op hem. Wat er ook gebeurt, ze laat niet los. Ze voelt kabels in zijn nek en zijn zweet dat probeert haar handen te doen verslappen. Er is geen ander einde voor de Brit. De enige verandering die hij doormaakt is van levend naar dood, zoals we die allemaal uiteindelijk zullen doormaken. Ze kakelt kwaadaardig en dan laat ze los. Ze cirkelt rond zijn kassen en met een krachtige beweging duwt ze beide duimen zo diep mogelijk naar binnen dwars door zijn blinddoek. Zijn oogballen glippen weg onder haar duimen. Er gorgelt iets in zijn lichaam. Dan drukt ze de taaie druiven kapot. Ze springt achteruit. Het bloed druipt langs haar handschoenen naar haar onderarmen. De vloeibare binnenkant stroomt naar buiten.

Previous
Previous

Proloog

Next
Next

De Kus